Boekbespreking Complementaire geneeskunde – universitaire geneeskunde, de strijd om de wetenschap aan het einde van de 20e eeuw door dr. R. Seldenrijk, voormalig directeur van de Nederlandse PatientenVereniging (NPV).
Geneeskunde en geneeskunst raakten uit elkaar. Wanneer zien we dat gebeuren? Wat is daarvan de consequentie voor de overheersende overtuigingen tegen complementaire geneeswijzen? Het boek Complementaire geneeskunde – universitaire geneeskunde, de strijd om de wetenschap aan het einde van de 20e eeuw (ISBN 90-73310-11-3) is geschreven door de Duitse arts, methodoloog en kentheoreticus dr. Helmut Kiene. Hij deed wetenschappelijk grondslagenonderzoek op zowel kentheoretisch en methodologisch gebied als op het gebied van complementaire of aanvullende geneeskunde.
In dit boek weerlegt Kiene vanuit zijn medische, methodologische en kentheoretische specialisatie op overtuigende manier de vijf argumenten tegen de complementaire geneeskunde:
- de geneesmiddelen uit de complementaire geneeskunde hebben een placebowerking;
- de werkzaamheid van deze geneesmiddelen is niet wetenschappelijk aangetoond;
- de werkzaamheid van deze middelen moet in ‘randomized clinical trials’ worden bewezen;
- deze geneesmiddelen zijn mogelijk onveilig;
- de complementaire geneeskunde is in strijd met de natuurwetenschappelijke uitgangspunten.
Geen van deze argumenten blijkt op kentheoretische en methodologische gronden steekhoudend. Met grote helderheid en kennis van zaken legt dr. Kiene bovendien onjuiste vooronderstellingen, blinde vlekken en denkfouten van de natuurwetenschappelijk georiënteerde geneeskunde bloot.
Kiene gaat ook in op de fundamentele omslag in het denken aan het einde van de veertiende eeuw. Die diepgaande verandering wordt veroorzaakt door een bekend middeleeuws debat tussen zogeheten nominalisten en realisten. Kort gezegd ging dat debat over de vraag of algemene begrippen (universalia) echt bestaan (realisten), óf dat die begrippen uitsluitend producten zijn van de menselijke geest (nominalisten). Het nominalisme blijft steken in de materie (met het verstand te vatten, te meten, te wegen en te tellen), terwijl het realisme de werkelijkheid begrijpt vanuit de volle breedte van de ervaringswereld en uitgaat van een holistische mensvisie.
In de hoge Middeleeuwen dringt dit nominalisme van Willem van Ockham (ca. 1285-1350) het realisme van het filosofisch hoofdtoneel, terwijl de discussie tussen beide niet is beslecht. En dat heeft grote gevolgen. De natuurwetenschappelijk georiënteerde geneeskunde staat in de lijn van het nominalisme, terwijl de levenbeschermende geneeskunde én de complementaire geneeswijzen (een Hippokratische geneeskunst) in de lijn van het realisme staan. Noch vanuit kentheoretische gronden, noch vanuit de ervaringswerkelijkheid is een afdoende reden om het realisme zijn realiteitsbegrip te ontzeggen. En daarmee hebben beide benaderingen van de geneeskunde en geneeskunst hun bestaansrecht en het recht aanvullend aan elkaar te worden gepraktiseerd!
Natuurlijk zijn er op details aanmerkingen te maken, maar alle artsen zouden dit boek van dr. Helmut Kiene moeten lezen. Als ook politici, overheidsfunctionarissen en zorgverzekeraars zich deze historisch, methodologisch en kentheoretisch juiste denklijn zouden eigen maken, worden geneeskunde en geneeskunst bijeen gehouden, zullen de kosten van de gezondheidszorg dalen én behouden patiënten – om wie alles toch draait? – een pluriform therapieaanbod.