Onderzoek bioresonantiebehandeling

Het effect van bioresonantietherapie op de kwaliteit van leven bij patiënten met verschillende aandoeningen en klachten

Artikel in het Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde (TIG)

Een prospectieve multicenter pilotstudie.

G.J. Marseille, T. Schüsler, W. Kramers, M. Schüsler (TIG jaargang 26  Deel 2: Ziekteopvattingen, p135-148)

Inleiding

De aanleiding tot deze 12 maanden durende studie was een verzoek (2007) van de firma Twillmed te Harderwijk aan onderzoeksbureau Soffos te Rijen een onderzoek in te stellen naar de werkzaamheid van Bioresonantie Therapie (BT) met het zogenaamde BICOM2000® apparaat. Twillmed distribueert voor Nederland dit apparaat. Dit artikel werd voorafgegaan door drie vertrouwelijke deelrapporten waarin enkele voorlopige geanonimiseerde resultaten na 3 resp. 6 en 12 maanden konden worden gemeld (Soffos, februari, mei en november 2008). BT is een complementaire behandelmethode die vooral wordt toegepast bij patiënten met veelal chronische aandoeningen en klachten. Het doel van deze studie is richting patiënten, behandelaars, artsen en verzekeraars een grotere bekendheid te geven aan het bestaan en de mogelijke werkzaamheid van BT. Volgens behandelaars is BT in veel gevallen werkzaam. De schaars beschikbare literatuur kan dit oordeel tot nu toe echter bevestigen noch ontkennen. Op PubMed levert de zoekterm ‘bioresonance’ enkele tientallen hits op (ultimo 2009). Hierbij bevinden zich echter geen verslagen van gedegen werkzaamheidsonderzoek. Vermeldenswaard is een pilotstudie (Van Wijk et al, 2008) onder 15 gezonde patiënten. Dit onderzoek liet zien dat reeds een enkele BT-behandeling al tot een coherenter emissiespectrum leidde.
Voor de onderhavige studie luidde de vraagstelling: in hoeverre bevordert BT met behulp van het BICOM2000® apparaat de kwaliteit van leven, gemeten met een speciale ‘kwaliteit van leven’ vragenlijst, van patiënten met diverse aandoeningen en klachten?
De onderzoekscoördinatie en de data-analyse werden verzorgd door medewerkers van onderzoeksbureau Soffos te Rijen.

Methode
Voor deze prospectieve multicenter pilotstudie is wegens praktische bezwaren niet gekozen voor een design met officiële controlegroepen en daaraan gekoppelde randomisatieprocedures.
De behandelingen vonden plaats in negen deelnemende bioresonantie-praktijken door evenzoveel behandelaars. Deze negen behandelaars (twee artsen en zeven therapeuten; drie mannen en zes vrouwen) kwamen uit een grotere groep van vijftien door Twillmed in eerste aanleg geselecteerde behandelaars. In Nederland praktiseren thans ongeveer 300 artsen en therapeuten in enigerlei vorm bioresonantietherapie.
Gedurende de periode 1 april 2007-1 augustus 2007 werd elk van de negen deelnemende behandelaars gevraagd maximaal 15 proefpersonen voor het onderzoek te leveren. Hierbij werd in principe elke nieuwe patiënt, ongeacht het ziektebeeld, gevraagd aan het onderzoek deel te nemen. Het aantal aangemelde proefpersonen per behandelaar liep uiteen van 5 tot 30.
Om toch zoveel mogelijk patiënten te verkrijgen, hebben de onderzoekers het aantal van 15 patiënten dat per behandelaar mocht worden aangemeld, in een later stadium niet langer als maximum aangehouden. De patiënten die niet wilden participeren in het onderzoek werd niet gevraagd naar de reden daarvan.
De definitieve onderzoekspopulatie bestond uit 138 proefpersonen met verschillende aandoeningen en klachten.

Aan de RAND-vragenlijst werd een vraag toegevoegd over de klachten waarmee de patiënt zich meldde bij de bioresonantie-behandelaar. De klachten werden door het onderzoeksbureau ondergebracht in 21 categorieën aandoeningen en klachten zoals die door de NHG in het zakboekje Farmacotherapie voor de huisarts zijn opgenomen (Rosmalen et al, 1996).
Tabel 1 vermeldt deze 21 categorieën. De proefpersonen konden meerdere aandoeningen melden; de aandoeningen (maximaal vijf) die het eerst werden genoemd door de proefpersoon, werden meegenomen.
Daarnaast kregen de proefpersonen ter ondertekening een informed consentbrief mee, waarin onder meer werd aangegeven dat onderzoeksbureau Soffos de volledige anonimiteit van de patiënt zou waarborgen.
Bij de intake werd de proefpersonen gevraagd viermaal een kwaliteit van leven vragenlijst in te vullen; de eerste maal bij het begin van de behandeling en vervolgens na 3 resp. 6 en 12 maanden ongeacht hoe lang de behandelduur van de BT was. In aanvulling op deze vragenlijst werden nog enkele vragen opgenomen die betrekking hebben op de sociale status van de patiënt en het vertrouwen dat men heeft in de reguliere en complementaire zorg.
Een andere vraag betrof de lengte en de duur van de behandeling die men kreeg.
Alle proefpersonen ontvingen na intake en anamnese een serie bioresonantie-behandelingen. Aantal en frequentie van de benodigde sessies was ter beoordeling van de behandelaar in samenspraak met de patiënt. De gemiddelde behandelduur per patiënt week daardoor in principe niet af van de gebruikelijke behandelduur.
Bioresonantietherapie (BT) werkt met biofotonen. Dit zijn lichtdeeltjes die door alle levende organismen (mensen, dieren, planten) worden uitgezonden. Met zeer gevoelige apparatuur (fotonenversterkers) kan deze biofotonenemissie worden gemeten. Naarmate de patiënt ongezonder is, is het gemeten emissiespectrum chaotischer en naarmate de patiënt gezonder is, is het emissiespectrum coherenter.
Het verklaringsmodel voor bioresonantie is dat de elektromagnetische informatie die het apparaat kan uitzenden via resonantie een interactie aangaat met pathologische elektromagnetische trillingen binnen het lichaam. De impuls kan alleen effect hebben als het lichaam met de impuls in resonantie kan treden (Westerman, 2006). In deze studie werd gebruikgemaakt van het BICOM2000® apparaat van de firma Regumed. Aanvullend op de bioresonantie-behandeling werden leefstijlen voedingsadviezen gegeven. Soms werden nog aanvullende behandelmethoden gebruikt.
Als primaire outcome measure (clinical endpoint) werd gekozen voor de variabele ‘kwaliteit van leven’.
Ter meting van de kwaliteit van leven (QoL) werd gebruikgemaakt van een Nederlandstalige gevalideerde zogenaamde RAND-36 QoL vragenlijst (Van der Zee et al, 1993).
Deze vragenlijst kent een data-analysemodel, waarbij op basis van de antwoorden per respondent en per rubriek (fysiek functioneren, sociaal functioneren, rolbeperking fysiek, rolbeperking emotioneel, mentale gezondheid, vitaliteit, pijn en algemene gezondheidsbeleving) een zogenaamde kwaliteit van leven wordt bepaald. Deze score wordt uitgedrukt in een schaal lopend van 0 (totaal ongezond) tot 100 (volledig gezond). Daarnaast kan per patiënt een totale kwaliteit van leven over alle rubrieken worden bepaald.
Om een indruk te krijgen van een mogelijke vertekening van deze scores door ‘normaal’ optredende veranderingen in de kwaliteit van leven, werd tegelijkertijd ook bij een groep van 32 gezonde en niet behandelde proefpersonen de RAND-36 QoL vragenlijst afgenomen en een kwaliteit van leven bepaald.
Deze gezonde en niet behandelde proefpersonen werden geworven onder relaties van onderzoeksbureau Soffos. Gepoogd is deze groep min of meer vergelijkbaar te maken met de 138 bioresonantiepatiënten qua leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en woonomgeving. De genoemde 32 gezonde proefpersonen waren tijdens de 12 maanden van het onderzoek niet in behandeling bij een reguliere arts, anders dan voor een aandoening die reeds voor de start van het onderzoek chronisch van aard was. Er konden geen personen onder de 19 jaar voor deze groep gevonden worden

Ter aanvulling werd ook bij een groep van 5 patiënten die niet met BT maar alleen regulier behandeld werden, een kwaliteit van leven bepaald. Deze groep werd geworven via bemiddeling van de Maag Lever Darm Stichting. Verdere pogingen om reguliere patiënten te verkrijgen hadden geen succes.
In het data-analyseprogramma SPSS werd van alle parameters, de frequentie, het gemiddelde en voor zover relevant de standaarddeviatie berekend.
Daarna werd met de gepaarde t-toets vastgesteld of er een significante verandering in de gezondheidstoestand is opgetreden. Statistische significantie is in dit artikel gedefinieerd als een kans kleiner dan 5% (p<0.05) dat de hypothese van gezondheidsverbetering ten onrechte wordt aangenomen. Ten slotte werd met regressieanalyse bepaald of er een relatie bestaat tussen behandelduur en effect.

Resultaten
Prognostische factoren
Voor enkele prognostische gegevens van de gezonde proefpersonen en de BT-patiënten verwijzen wij naar Tabel 2. Enkele dingen die hier opvallen zijn de zeer scheve man-vrouw-verhouding en de relatief hoge opleiding van de behandelde groep. Deze cijfers wijken niet af van wat bekend is uit andere studies naar gebruik van complementaire behandelingen.
Zoals hierboven aangegeven vond registratie plaats van de aandoeningen en klachten waarvoor men behandeling zocht. Niet geregistreerd werden zaken als klinische voorgeschiedenis, familie-anamnese en eerdere en lopende andere therapieën.
Patiëntresponse
Op tijdstip 0 vulden 138 BT-proefpersonen hun eerste vragenlijst in. Op de tijdstippen 1 (na drie maanden), 2 (na 6 maanden) en 3 (na 12 maanden)   kwamen resp. 95, 106 en 85 ingevulde vragenlijsten retour. Twee weken voordat voor elke individuele patiënt de periode van 3, 6 of 12 maanden verstreken was na het invullen van de vragenlijst op tijdstip 0, kregen de deelnemers de 2e, resp. 3e en 4e vragenlijst toegestuurd. Als de patiënten na 2 weken hun vragenlijst niet retour gestuurd hadden, ontvingen ze een reminder met opnieuw een blanco vragenlijst.
Deelnemers die de vragenlijst terugzonden maakten kans op een staatslot. Na 3 maanden hebben uiteindelijk van de 138 patiënten 95 patiënten hun tweede vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Na 6 maanden waren dat 106 patiënten en na 12 maanden 85. Op de tijdstippen 1, 2 en 3 bleek het aantal proefpersonen dat met de behandeling was gestopt, resp. 15, 21 en 22. Deze aantallen gestopte proefpersonen waren steeds inclusief het aantal van de periode ervoor, dus na 6 maanden waren 6 patiënten meer gestopt dan na 3 maanden. Na 12 maanden was dus 16% (22) van de BT-proefpersonen gestopt. Voor de groep van 32 gezonde personen was dat cijfer 13%. Redenen voor stoppen waren: financiën, verhuizing, overlijden en de behandeling beantwoordde niet aan de verwachtingen. In Tabel 3 zijn, op tijdstip 0, 3, 6 en 12 maanden, de gegevens opgenomen van het aantal respondenten in de gezonde groep en in de groep BT totaal.

Alleen mensen die minder dan 3 uur behandeld zijn en toen gestopt zijn, zijn meegenomen als stopper. Patiënten die langer dan 3 uur zijn behandeld en vervolgens zijn gestopt hebben de vervolgvragenlijsten ontvangen met het verzoek deze gewoon in te vullen er van uitgaande dat zij gewoon behandeld zijn. Zij zijn dus meegewogen in het uiteindelijke behandelresultaat.

Voor de patiënten die niet gestopt zijn met BT, maar toch hun vragenlijst niet retourneerden werd navraag gedaan bij hun behandelaar. Veelal waren dit mensen die de vragenlijst niet meer wilde invullen omdat men vond dat het hun niets opleverde en men het teveel werk vond. Daarnaast waren veel patiënten binnen het jaar al klaar met de BT. De patiënt was zo ver genezen dat men zich geen patiënt meer voelde en dan helemaal geen noodzaak meer zag om de laatste vragenlijst nog in te vullen. Dit vragenlijstmoe-zijn van circa 20% van de patiënten is een altijd voorkomend probleem bij vragenlijstonderzoek.
Veelal zijn de percentages uitval omdat de patiënt er geen zin meer in heeft nog hoger. Vanwege de grote aandacht door de onderzoekers voor dit risico op uitval is het percentage betrekkelijk laag gebleven. Uit de cijfers (zie Tabel 4) blijkt dat de gemiddelde kwaliteit van leven van de met bioresonantie behandelde groep in de loop van de 12 maanden steeg met 12.3 punten (20%). Deze stijging is significant (p = 0.000). Voorts daalde de gemiddelde kwaliteit van leven van de gezonde personen in de loop van 12 maanden met 0.8 punten, hetgeen niet significant is. De gemiddelde kwaliteit van leven van de 5 regulier behandelde patiënten steeg in de loop van 3 maanden met 5.0 punten. Deze stijging is niet significant, wel substantieel.
De patiënten die behandeling zochten bij bioresonantie-behandelaars deden dat voornamelijk met de volgende klachten en aandoeningen: chronische vermoeidheid, allergie, maagen darmziekten, huidziekten, aandoeningen van het bewegingsapparaat en aandoeningen van de luchtwegen zoals te zien is in Tabel 5. Voorts toont Tabel 5 per gerapporteerde aandoening de gemeten kwaliteit van leven na 3, 6 en 12 maanden bij de BT-proefpersonen.
In Tabel 5c is te zien dat de gemiddelde kwaliteit van leven van de BT-proefpersonen met chronische vermoeidheid steeg met 24.0 punten, allergie met 7.2 punten, maagen darmziekten met 11.5, huidziekten met 7.5 punt, aandoeningen van het bewegingsapparaat met 19.0 punten en aandoeningen van de luchtwegen met 17.8 punten. Al deze verbeteringen waren significant.
Uit Figuur 1 en uit de correlatiecoëfficiënt van de regressieanalyse blijkt dat er geen significant verband bestaat tussen de verandering in kwaliteit van leven na 12 maanden en het aantal door de BTproefpersonen aangegeven behandelminuten.
Op de X-as is het verschil in kwaliteit van leven uitgezet tussen de waarden na 12 maanden en de waarden op tijdstip 0. Er konden 52 waarden worden meegenomen omdat slechts 52 respondenten de behandelduur aangaven. Op de Y-as is het aantal minuten dat behandeld is in de 12 maanden uitgezet.
Ten slotte valt op dat de BT-patiënten, blijkens hun antwoorden op een desbetreffende vraag, wat minder vertrouwen in de reguliere zorg hebben dan de gezonde proefpersonen (60% vs. 65%), die omgekeerd weer minder vertrouwen hebben in de complementaire zorg (51% vs. 69%).

Conclusie
De deelnemende proefpersonen ervaren na een behandeling met het BICOM2000® apparaat in het algemeen een toename van hun kwaliteit van leven. In Tabel 4 is een significante stijging van de gemiddelde kwaliteit van leven met 20% (12,3 punten) te zien. Daarnaast zien we dat de gemiddelde kwaliteit van leven bij de niet-behandelde gezonde personen daalde met 1% (0.8 punten). Wegens het ontbreken van echte controles heeft dit verschil tussen de twee groepen echter geen toegevoegde betekenis voor de effectiviteit van bioresonantietherapie. Tevens moet aangetekend worden dat de kwaliteit van leven van de groep die complementair behandeld is op T=0 lager is dan van de patiënten in de controlegroep, respectievelijk 60.9 en 77.9. Dit betekent dat de ruimte voor procentuele verbetering voor de complementair behandelden substantieel groter is namelijk 64% tegenover 28% voor de controlegroep.

Voorts zien we in Tabel 5c dat binnen de groep BTpatiënten de gemiddelde kwaliteit van leven na 12 maanden van mensen met chronische vermoeidheid & check up steeg met 24.0 punten, voor psychologische klachten met 17.9 punten, voor maag- en darmziekten met 11.5 punten, voor huidziekten met 7.5 punten, voor aandoeningen van het bewegingsapparaat met 19.0 punten, voor aandoeningen van de luchtwegen met 17.8 punten en voor vrouwenziekten met 9.2 punten. Al deze verbeteringen waren significant.

De significantie van deze cijfers is overigens duidelijk gerelateerd aan het gegeven dat de meeste gerapporteerde aandoeningen en klachten binnen deze 7 categorieën vielen. Het lijkt er dus op dat mensen die bioresonantietherapie zoeken vooral met klachten komen die binnen de 7 genoemde categorieën vallen.

Daarnaast zijn er ook aandoeningen waarvoor de gezondheidswinst groot is, maar omdat het aantal patiënten dat voor deze aandoening behandeling zocht klein is, is de score toch niet significant. Dit geldt voor algemene infecties, harten vaatziekten en allergie.
Wat verder opvalt is dat er gemiddeld genomen een grote gezondheidswinst wordt behaald in de eerste 3 maanden van de behandeling, dat in de daaropvolgende 3 maanden het effect nog iets toeneemt en dat het effect in de 6 maanden daarna min of meer stabiliseert. Dat betekent dat het effect langer aanhoudt. Een specifiek voorbeeld daarvan is aandoening 19 (= aandoeningen aan het bewegingsapparaat): de verbetering in de kwaliteit van leven na 3 maanden (Tabel 5a) voor de 10 proefpersonen die op dat tijdstip hun vragenlijst hadden ingevuld is 22.9 punten. Dat is een significante verbetering zoals uit de tabel blijkt. Uit Tabel 5b blijkt dat de verbetering na 6 maanden voor de 18 patiënten die op dat moment hun vragenlijst hebben ingevuld 18.8 punten is. Met andere woorden tussen 3 en 6 maanden verbetert de gemiddelde kwaliteit van leven voor proefpersonen met aandoeningen aan het bewegingsapparaat niet. Na 12 maanden is de verbetering 19.0 punten voor 17 proefpersonen ten opzichte van voor de BT.
Dat betekent dat in de eerste 3 maanden de verbetering voor de proefpersonen met aandoeningen aan het bewegingsapparaat plaatsvinden en dat in de 9 maanden die daarop volgen de verbetering behouden blijft, maar niet verder oploopt.

Voor de gemiddelde kwaliteit van leven voor de nietbehandelde gezonde proefpersonen geldt dat hun kwaliteit van leven gedurende de volledige looptijd van het onderzoek min of meer constant blijft.
Wij vonden geen statistisch significant verband tussen de kwaliteit van leven en het aantal door de proefpersonen uit de BT-groep aangegeven behandelminuten. Ook werden geen ongewenste nevenwerkingen van de bioresonantietherapie geconstateerd. Ten slotte valt op dat de BT-patiënten minder vertrouwen in de reguliere zorg hebben dan de gezonde proefpersonen, die omgekeerd weer minder vertrouwen hebben in de complementaire zorg.

Discussie
Een beperking van deze studie is dat het hier een niet-gecontroleerd onderzoek betreft. Een goede vergelijking met de groep niet-behandelde gezonden is niet mogelijk. In kringen van de bioresonantietherapie is grote behoefte het eigen handelen te vergelijken met het reguliere handelen. Alleen als bioresonantie getoetst kan worden aan reguliere behandelmethoden kan een evidence-based methode ontstaan. Het verwerven van een redelijk aantal regulier behandelde proefpersonen is om allerlei redenen moeilijk te realiseren. Overigens toont deze pilotstudie aan dat ook in de complementaire zorg heel wel practice-based onderzoek kan worden gedaan. De patiënten die met bioresonantie behandeld worden zouden in het vervolgonderzoek naast vragenlijsten ook gemonitored kunnen worden met reguliere diagnostiek-methoden om eventuele verbetering van de klachten aan te tonen.

Literatuur

  • Soffos (2008) Deelverslag nr 1, 2 en 3: de effecten van de BICOM behandeling na 3, 6 en 12 maanden (februari, mei en november 2008) (vertrouwelijke, interne rapporten).
  • Rosmalen CFH, Thomas S, Van der Laan JR, Van Lennep MJ (1996) Nederlands Huisartsen Genootschap. Farmacotherapie voor de huisarts, zakboekje. Utrecht.
  • Van der Zee KI, Sanderman R (1993) Het meten van de algemene gezondheidstoestand met de RAND36, een handleiding. Rijksuniversiteit Groningen: Groningen.
  • Westerman N (2006) Biofysische geneeskunde, methodiekbeschrijving ABB. Artsenvereniging voor Biofysische Geneeskunde en Bioinformatietherapie: Naarden.

Van Wijk EPA, Van Wijk R, (2008) Quantum squeezed state analysis of spontaneous ultra-weak light photon emission of subjects before and after bioresonance therapy (BRT). Intern rapport.

Mededelingen
Het onderzoek werd gezamenlijk gefinancierd door de firma Twillmed en de behandelaars.
Onderzoeksbureau Soffos te Rijen verklaart hierbij dat de resultaten van dit onderzoek op geen enkele wijze door belanghebbenden werden en worden beïnvloed.
De behandelaars kenden de patiënten die gevraagd werden de QoL vragenlijsten in te vullen niet op het moment dat gevraagd werd of ze vier maal een vragenlijst zouden willen invullen om te kunnen meten wat het effect van de behandeling was. Ook was er niet bekend met welke klachten of aandoeningen de patiënten zich meldden op het moment dat er gevraagd werd of ze bereid waren de vragenlijsten in te vullen.
Het onderzoek behoefde niet te worden voorgelegd aan een medisch ethische commissie omdat de patiënten in vrijheid de beslissing namen zich te laten behandelen. De enige ingreep vanwege het onderzoek was het verzoek om viermaal een vragenlijst in te vullen, waarbij strikte geheimhouding werd gegarandeerd.

Samenvatting
Het effect van bioresonantietherapie op de kwaliteit van leven bij patiënten met verschillende aandoeningen en klachten. Een prospectieve multicenter pilotstudie
In deze 12 maanden durende prospectieve pilotstudie werd het effect onderzocht van bioresonantie-therapie (BT) op de kwaliteit van leven van patiënten. BT is een pijnloze en niet-invasieve behandelmethode waarbij gewerkt wordt met zogenaamde biofotonen. De vraagstelling luidde: in hoeverre bevordert BT met behulp van het BICOM2000® apparaat de kwaliteit van leven, gemeten met behulp van vragenlijsten, bij patiënten met diverse aandoeningen en klachten. De studie werd uitgevoerd door onderzoeksbureau Soffos te Rijen op verzoek van de firma Twillmed te Harderwijk, importeur van het BICOM2000® apparaat.
Een groep van 138 patiënten met diverse aandoeningen en klachten werd behandeld met BT. Deze proefpersonen werden gerekruteerd uit de patiëntenpopulatie van negen BT-praktijken. Om een indruk te krijgen van mogelijke ‘normaal’ optredende wisselingen in de kwaliteit van leven, werd tegelijkertijd ook bij een groep van 32 gezonde en niet behandelde proefpersonen de ‘kwaliteit van leven (QoL)’ vragenlijst afgenomen. Daarnaast nam nog een bescheiden groep van 5 uitsluitend regulier behandelde patiënten met alleen maagen/of darmklachten aan het onderzoek deel.
De door 138 BT-patiënten gerapporteerde klachten werden geregistreerd volgens de NHG-indeling in 21 categorieën aandoeningen en klachten. Gedurende de onderzoeksperiode van 1 jaar konden we bij 85 van de 138 met BT behandelde patiënten alle benodigde follow-up data verkrijgen. Bij de groep niet-behandelde gezonde proefpersonen konden we bij 14 van de 32 personen over de volledige follow-up data beschikken.
Alle proefpersonen werd gevraagd viermaal de RAND-36 QoL vragenlijst in te vullen; de eerste maal bij het begin van het onderzoek en vervolgens na 3 resp. 6 en 12 maanden. Voor elke proefpersoon werd op basis van de enquêteantwoorden een kwaliteit van leven op een schaal van 0 tot 100 berekend.
De gemiddelde kwaliteit van leven van de met BT behandelde groep steeg in de loop van de 12 maanden met 12.3 punten (20%). Deze stijging is significant (p=0.000).
De gemiddelde kwaliteit van leven van de groep gezonde proefpersonen daalde in de loop van 12 maanden met 0.8 punten (1%), hetgeen niet significant is. De gemiddelde kwaliteit van leven van de 5 regulier behandelde patiënten steeg in de loop van 3 maanden met 5.0 punten (9.6%). Deze stijging is niet significant, maar wel substantieel.
Bij de met BT behandelde proefpersonen werd bij 7 van de 21 categorieën aandoeningen en klachten een significante stijging van de gemiddelde kwaliteit van leven gemeten. Voor chronische vermoeidheid & check up steeg de score met 24.0 punten, voor psychologische klachten met 17.9 punten, voor maagen darmziekten met 11.5 punten, voor huidziekten met 7.5 punten, voor aandoeningen van het bewegingsapparaat met 19.0 punten, voor aandoeningen van de luchtwegen met 17.8 punten en voor vrouwenziekten met 9.2 punten. De significantie van deze cijfers is duidelijk gerelateerd aan het gegeven dat de meest gerapporteerde aandoeningen en klachten binnen deze 7 categorieën vielen. In hoeverre deze verbetering in kwaliteit van leven aan de bioresonantietherapie te danken was, zal in beter gecontroleerd vervolgonderzoek met meer patiënten verder onderzocht moeten worden.

Summary
Effect of bioresonance therapy on life quality of patients with different diseases. A prospective multicenter pilot study
Bioresonance therapy (BT) in the Netherlands is a complementary treatment method. There is no evidence base for this method. For this reason, this prospective multicenter pilot study was undertaken. The research lasted 12 months, included 138 patients from 9 therapists and used as outcome measure the quality of life scored by the patients. Nine clinicians participated: 2 family GPs and the other 7 were therapists. These 9 therapists used the BICOM2000® device as main treatment method. The period where we included patients was April till August 2007. During this period, every patient who participated in this research completed 4 quality of life questionnaires.
The RAND questionnaire was used as a method to measure the quality of life. This questionnaire is an American quality of life questionnaire translated and validated for the Netherlands by the university of Groningen. A number of questions about personal life, such as age, training and diseases were added. The patients completed the questionnaire before the treatment began, and after 3, 6 and 12 months independent of the duration of the total treatment. As a control, 32 persons without disease also completed the questionnaire within the same time interval as the patients. This was not a real control group because they were not randomized with the treated group. This group was used to see if in this group the quality of life changed in the course of a year by influence of for example the weather. Eightyfive of the 138 patients completed the questionnaires. The answers were translated to a quality of life score between zero (= death) and hundred percent (= total wellbeing).
The mean quality of life of the treated subjects increased in 12 months by 12.3 points (20%). This increase is significant (p=0.000). The mean quality of life of the control subjects decreased in 12 months with 0,8 point (1%), which was not significant.
In 7 of the 21 categories of disease and complaints there is a significant increase of the mean quality of life. These 7 categories are: chronic fatigue (average increase of quality of life by 24.0 points), psychological complaints (average increase of quality of life by 17.9 points), gastro-enterology (average increase of quality of life by 11.5 points), dermatology (average increase of quality of life by 7.5 points), musculoskeletal disorders (average increase of quality of life by 19.0 points), respiratory disorders (average increase of quality of life by 17.8 points) and women’s diseases (average increase of quality of life by 9.2 points). More research is necessary to demonstrate the effect for the treatment method bioresonance.

Key words

  • bioresonance
  • quality of life
  • pilot study
  • chronic fatigue
  • prospective 1 year study
  • diseases